De Britse neuroloog Dr. John Lorberr benadrukte in een artikel uit 1980 in Wetenschap zette vraagtekens bij het idee dat de grootte van de hersenen de belangrijkste overweging is voor menselijke intelligentie (Lewin 1980). Lorber bestudeerde veel gevallen van hydrocephalus ('water in de hersenen') en concludeerde dat zelfs als het grootste deel van de hersenschors van de hersenen (de buitenste laag van de hersenen) ontbreekt, patiënten een normaal leven kunnen leiden. Wetenschap schrijver Roger Lewin citeert Lorber in zijn artikel:
“Er is een jonge student aan deze universiteit [Sheffield University] die een IQ van 126 heeft, een eerste klas graad in wiskunde heeft behaald en sociaal volkomen normaal is. En toch heeft de jongen vrijwel geen hersenen ... Toen we een hersenscan op hem deden, zagen we dat in plaats van de normale 4.5 centimeter dikte hersenweefsel tussen de ventrikels en het corticale oppervlak, er slechts een dun laagje mantel was van een millimeter groot. of zo. Zijn schedel is voornamelijk gevuld met hersenvocht. "
Lorbers provocerende bevindingen suggereren dat we onze lang gekoesterde opvattingen over hoe de hersenen werken en de fysieke basis van menselijke intelligentie moeten heroverwegen. Ik dien in de epiloog van The Biology of Belief dat menselijke intelligentie alleen volledig kan worden begrepen als we geest ("energie") of wat kwantumfysica-onderlegde psychologen de "bovenbewuste" geest noemen, erbij betrekken.
Referenties
1. The Biology of Belief
2. Lewin, R. (1980). "Is je brein echt nodig?" Wetenschap 210: 1232-1234.