De vooraanstaande Britse historicus Arnold Toynbee sprak over beschavingen als levenscycli. In een individuele levenscyclus begint iets, ontwikkelt zich, rijpt en gaat het achteruit. Toynbee zei dat een nieuw vormende beschaving is als een kind dat nieuwe dingen ervaart en uitprobeert. Dit zou de periode van vroege ontwikkeling van een beschaving zijn. Vervolgens begint een beschaving de overtuigingen over te nemen die ervoor werken, en als ze eenmaal vasthoudt aan die overtuigingen, gaat ze een periode van starheid in. Dit is vergelijkbaar met het kind dat al het experimentele werk doet, maar dan tegen de muur van een ouder aankomt en zegt: "Dit is zoals het is" en zich die boodschap eigen maakt.
Maar er is een probleem met deze starheid: het universum verandert continu en dynamisch. Dus proberen vast te houden aan een overtuiging leidt tot uitdagingen die het gevolg zijn van niet flexibel genoeg zijn om mee te buigen met de stroom van verandering. Wat star is, begint af te nemen.
Beschavingen zijn altijd gekomen en gegaan. Onze specifieke cyclus is echter uniek, omdat we niet alleen een beschaving beëindigen, maar ook een complete fase van evolutie. We hebben ook het potentieel om in een ander stadium van evolutie te springen, maar ik moet benadrukken dat we het potentieel hebben. We kunnen de uitkomst niet zeggen. We kunnen het wel of niet halen, en dat moeten we echt bezitten. Dit betekent niet dat we moeten stoppen met proberen te zien hoe we zouden kunnen overleven, maar dat we des te actiever moeten zijn om dat te doen.