Gedurende de eerste drie miljard levensjaren op aarde bestond de biosfeer alleen uit eencellige organismen zoals amoeben, paramecia, gist, algen en bacteriën. Zeshonderd miljoen jaar geleden begonnen individuele cellen hun overleving te vergroten door zich in kleine koloniale groepen te verzamelen. Het gemeenschapsleven bood twee belangrijke overlevingsvoordelen: 1) het collectieve 'bewustzijn' van gemeenschappelijke cellen biedt grotere overlevingskansen ten opzichte van het beperkte bewustzijn van enkele, vrijlevende cellen; en 2) het is energetisch efficiënter om in gemeenschap te leven… twee kunnen zo goedkoop leven als één.
In celgemeenschappen die uit een klein aantal cellen bestaan, is elke cel in staat om omgevingssignalen effectief te lezen en erop te reageren. In grotere gemeenschappen zijn cellen in het midden van de menigte echter niet in staat efficiënt te communiceren met de heersende externe omgeving. Dit probleem werd opgelost door een hogere orde van gemeenschappelijke organisatie te creëren. In plaats van dat elke cel al zijn eigen overlevingstaken uitvoerde, werden cellen in grotere celgemeenschappen efficiënter door gespecialiseerde functies uit te drukken.
Door het proces van differentiatie, gespecialiseerde celtypen zoals huidcellen, hartcellen, botcellen, spiercellen en zenuwcellen, onder andere, geëvolueerd uit gemeenschappelijke voorlopercellen (vooroudercellen). Elk celtype draagt een gespecialiseerde dienst bij die het voortbestaan van de gemeenschap ondersteunt. Zenuwcellen zijn bijvoorbeeld geëvolueerd om de activiteiten van de individuele cellen van de gemeenschap te organiseren en te coördineren. Zenuwcellen 'lezen' omgevingssignalen, interpreteren ze, selecteren geschikt gedrag en sturen vervolgens gedragsrichtlijnen naar de celpopulatie.
Hoewel je jezelf misschien als een enkele entiteit zou kunnen beschouwen, u zijn een sterk geïntegreerde organisatie van 50 biljoen individuele cellen die in een bruisende gemeenschap onder je huid leven. Je hersenen en zenuwstelsel vertegenwoordigen een subset van cellen waarvan de functie is om omgevingssignalen waar te nemen en te interpreteren en vervolgens de functies van de vijftig biljoen cellen van het lichaam te coördineren.